Skip to content

Machineveiligheid

Bij machineveiligheid gaat het om het voorkomen van ongevallen met machines en andere arbeidsmiddelen. Denk aan afscherming van bewegende delen van machines, veilig werken met messen en veilige magazijnstellingen. Speciale aandacht is er in de arbocatalogus voor intern transport. De arbocatalogus biedt branche-afspraken en uiteenlopende goede praktijken om machineveiligheid te optimaliseren.

Intern transport

Bronaanpak
Heftrucks leiden regelmatig tot ongevallen met letsel. Daarom kan het, waar mogelijk, volledig vervangen van heftrucks door elektrische pompwagens/stapelwagens de veiligheid verbeteren. Zorg dat de bedieners van de elektrische pompwagens/stapelwagens voldoende zijn geïnstrueerd over het veilig ermee omgaan; bijvoorbeeld door een opleiding met een certificaat.
Technische en organisatorische maatregelen

Door op alle stellingen langs transportroutes aanrijdbeveiliging aan te brengen, is de kans kleiner dat stellingen gevaarlijk beschadigd raken. Ook bij hoekstaanders en onderdoorgangen is aanrijdbeveiliging nodig. De beveiliging moet minimaal 40 cm hoog zijn en voorzien zijn van geel/zwarte of rood/witte markering. Zorg dat er binnen het bedrijf een mogelijkheid is (bijvoorbeeld een formulier) en een cultuur om aanrijding te melden, zoals ook voorgeschreven in artikelen 11 en 3.1 lid f van de Arbowet.

Een goed ingerichte acculaadplaats voldoet aan de volgende criteria.

  • Acculaders zijn zo geplaatst dat medewerkers die accu’s laden en de acculaders zelf niet kunnen worden aangereden door voertuigen.
  • Er is voldoende ventilatie om vrijkomende dampen en gassen, zoals waterstofgas, af te voeren. Bij een enkelvoudige acculader is doorgaans een open ruimte met een hoog plafond toereikend. Een installatietechnisch deskundige kan vrij eenvoudig berekenen welke ventilatiecapaciteit nodig is.
  • Werk zoveel mogelijk met onderhoudsvrije accu’s (Bronaanpak) of gebruik de persoonlijke beschermingsmiddelen.
  • Als met accuvloeistoffen wordt gewerkt (onder andere zuurgraadbepaling of bijvullen), dan zijn hiervoor een zuurbestendige schort, een gelaatscherm, veiligheidsbril
    en zuurbestendige handschoenen beschikbaar. Deze worden ook gebruikt. Daarnaast moet in de onmiddellijke nabijheid een oogdouche of oogspoelfles beschikbaar zijn.

Een goed ingericht acculaadstation voldoet aan de volgende criteria.

  • De ventilatie van een accuruimte moet zodanig zijn, dat een concentratie van 4% waterstofgas met vijfvoudige zekerheid niet kan worden bereikt. Een installatietechnisch deskundige kan vrij eenvoudig berekenen welke ventilatiecapaciteit nodig is.
  • Natuurlijke ventilatie kan voldoende blijken. Gebruik indien nodig geforceerde ventilatie.
  • Voor de afvoer van vervuilde lucht, moeten de openingen zo hoog mogelijk zitten.
  • Voor de aanvoer van verse lucht moeten de openingen zo laag mogelijk zitten.
  • Voorkom hoeken in het plafond die niet door de ventilatiestroom worden bereikt.
  • De ruimte wordt niet voor andere doeleinden gebruikt dan voor het laden van accu’s.
  • De elektrische installatie is explosieveilig uitgevoerd. De ruimte is volgens ATEX gezoneerd.
  • De elektrische installatie is op het benodigde vermogen berekend.
  • Alle kabels zijn onbeschadigd. Dit moet minimaal vier keer per jaar worden gecontroleerd.
  • Er is een tilhulpmiddel aanwezig voor het uittillen en terugplaatsen van accu’s.
  • Acculaders zijn zo geplaatst dat ze niet kunnen worden aangereden door voertuigen. Het acculaadstation is duidelijk afgebakend en er zijn waarschuwingsborden geplaatst die aangeven dat er explosiegevaar kan optreden.
  • Alleen aangewezen en geïnstrueerde medewerkers mogen werkzaamheden in het acculaadstation uitvoeren.
  • De vloer is vloeistofdicht.
  • De accuzuurcontainer is dubbel uitgevoerd of in een opvangbak geplaatst.
  • Werk zoveel mogelijk met onderhoudsvrije accu’s (Bronaanpak) of gebruik de persoonlijke beschermingsmiddelen.
  • Als met accuvloeistoffen wordt gewerkt (onder andere zuurgraadbepaling of bijvullen), dan zijn hiervoor een zuurbestendige schort, een gelaatscherm of veiligheidsbril en zuurbestendige handschoenen beschikbaar. Deze worden in de praktijk ook gebruikt. Daarnaast moet in de onmiddellijke nabijheid een oogdouche of oogspoelfles beschikbaar zijn.
Bij gebruik van intern transport is er op onoverzichtelijke hoeken een groter aanrijdrisico. Door op onoverzichtelijke hoeken van het gebouw Alert bewegingsdetectie te plaatsen, knippert een licht bij naderend werkverkeer, waardoor anderen tijdig gewaarschuwd worden.

Het gebruik van een (blauw) licht dat achter de heftruck op de grond schijnt bij het achteruitrijden attendeert omstanders erop dat er een heftruck nadert.

Een heftruck is voorzien van een typeplaat en een werklastdiagram. Met een werklastdiagram kan de heftruckchauffeur in één opslag bepalen of het veilig en verantwoord is om de betreffende last op te nemen en te vervoeren. Ook elk uitrustingsstuk moet zijn voorzien van een lastdiagram.

Bij hoge snelheden is de kans op ongevallen groter. Het begrenzen van de snelheid van transportvoertuigen verkleint de kans op aanrijdingen. De door het bedrijf in te stellen maximumsnelheid is afhankelijk van de inrichting van het gebouw, de gesteldheid van het terrein en van specifieke omstandigheden ter plekke. Heftruckchauffeurs dragen een veiligheidsgordel om te voorkomen dat zij uit de heftruck vallen als deze kantelt. Bij veelvuldig in- en uitstappen, vergt dat veel discipline. Als alternatief kunnen bij het orderpicken ook CE-gemarkeerde veiligheidsdeurtjes overwogen worden (Pilot Protectors). Die hebben als nadeel dat ze geen veiligheid bieden bij meer dan 90° kantelen en kunnen dus alleen op basis van een risico-analyse worden toegepast.

Back To Top